Een bibliotheek om van te watertanden
Er was een tijd, je kunt het je nauwelijks meer voorstellen, dat er nauwelijks sportboeken uitkwamen. Phida Wolff schreef er een per jaar over Feyenoord, Maarten de Vos gooide zijn Ajax-kennis in een kaft en Ger Bestebreurtje boekstaafde grote schaatsers als Ard en Keessie. Het was kruimelwerk.
Die tijd is sinds de jaren negentig (o.a. Thomas Raps werk) voorbij. Als lid van de jury voor de Nico Scheepmaker Beker, de prijs voor het beste sportboek van het jaar, kreeg ik deze weken in drie dozen 44 boeken over sport toegespeeld. Het is een leesopdracht van jewelste, voor een verkiezing die in mei zijn beslag moet krijgen. Dan wordt de opvolger van Het Plan van Nando Boers bekend.
Zaterdag boog ik mij over een boek van het productieve duo Chris Willemsen en Rob Siekmann. Het betrof Louis & Johan, een dubbelportret in citaten. Alsof er over Van Gaal en Cruijff nog niet genoeg geschreven is, die gedachte permitteer ik me. Maar dat geheel terzijde.

John Volkers
In het laatste hoofdstuk trof ik de zinsnede: ‘Rob, de bezitter van de grootste voetbalbibliotheek in Nederland’. Ik bladerde door en trof de lijst van boeken, waaruit Siekmann heeft geput. Het is een indrukwekkende opsomming die begint met Frits Abrahams e.a. (Mijn Johan Cruijff, 2007) en gek genoeg eindigt met een volleyballer (Ron Zwerver en Hans Klippus, Eeuwig goud). Ook dat geheel terzijde.
Ik telde de pagina’s vol voetbalboeken en kwam tot 378 (379 min Zwerver). Ik viel niet direct achterover, maar het leek me inderdaad reuzeveel. Ik blies wat tussen de tanden. Die Siekmann die heeft een paar kasten vol zeg. Respect, zeggen ze dan in de voetbalwereld (sinds Seedorf 1995).
Enfin, twee dagen later, zat ik toch lichtjes te mijmeren over die grootste voetbalbieb van Nederland. Ik bedacht me dat ik in het verleden wel uitzonderlijke boekjes had opgestuurd en soms cadeau had gegeven aan Bob van Oosterhout, voorheen van Triple Double en tegenwoordig vrije ondernemer in de sport. Ik appte hem. Hij bleek in Bologna te zijn.
Bobs antwoord kwam snel. Hij zei naar schatting 4000 (vierduizend) voetbalboeken te bezitten, momenteel in 300 verhuisdozen was de toevoeging. Iets van 130 meter boekenkast vertaalde ik snel. Van Oosterhout meldde mij geestdriftig te werken aan een concept voor een sportbibliotheek, zo’n oude, met een trap naar de tweede etage en een galerij, leestafels, fauteuils, toneel van kleinschalige evenementen, van persconferenties tot boekpresentaties, van themabijeenkomsten over bijvoorbeeld sportjournalistiek of de Tour dan wel NBA.
Van Oosterhout vertelde dat hij meer bezat dan voetbalboeken, veel meer zelfs. Dat is bereikt door collecties van anderen, zoals die van Infostrada (‘dat ik heb mogen leegroven’), van NOC-voorzitters als Erica Terpstra en Mickey Huibregtsen en wielrenner Hennie Kuiper, in bezit te krijgen. Soms gekocht, soms geschonken, vaak zelf verzameld. De Brabander zegt 14.000 sportboeken te bezitten, ‘waarvan er ongeveer 4500 over de wielersport gaan, zeker 500 over de Olympische Spelen, 4000 over voetbal en 1000 biografieën’.
Het is, Bob kennende, een unieke collectie die wij hopelijk binnen afzienbare tijd gaan bewonderen. De deur gaat open voor elke Nederlandse sportliefhebber. Hij noemt het cultureel erfgoed. Zo bezit BvO de schriftjes met statistieken van John Frederikstadt.
We stellen vast: Nederland heeft geen olympisch museum, maar straks wel een sportbibliotheek waar ze in Lausanne (hoofdkwartier IOC) een buiging voor zullen maken. En dat wedstrijdje armpje drukken tussen Siekmann en Van Oosterhout gaan we graag van dichtbij bewonderen.
John Volkers.