‘Ik zie hernieuwde waardering voor verdieping als tegenwicht aan hapklare brokken’
Ayolt Kloosterboer (56) is vorige maand John Volkers opgevolgd als voorzitter van de stichting Nederlandse Sport Pers. Hij is sinds een jaar lid van het NSP-bestuur. Hij trad in 2000 als beeldredacteur in dienst bij de NOS. Sinds 2008 is hij actief als allround verslaggever en commentator, onder meer bij zeilen, Formule 1 en de wintersporten. Tijd voor een nadere kennismaking met de nieuwe voorman van de sportjournalistiek.
Altijd de ambitie gehad om NSP-voorzitter te worden?
Kloosterboer: “Nee, zoiets komt op je pad. Toen John Volkers zijn afscheid aankondigde, heeft het bestuur mij gevraagd om hem op te volgen. Men wilde voor de afwisseling liefst weer iemand uit de televisiewereld. Het verzoek kwam voor mij aan de vroege kant omdat ik pas een jaar NSP-ervaring heb. Gelukkig is er veel kennis in het bestuur, en hebben we een zeer ervaren algemeen secretaris voor de dagelijkse gang van zaken. Samen komen we er wel uit.”
Ayolt Kloosterboer
Hoe beoordeel je de staat van de sportjournalistiek, wetende dat de belangstelling voor sport met name online ontzettend groeit?
“Dat is een brede vraag. Voor mijn gevoel zitten we nog steeds midden in die digitale revolutie. Toen het (sport)nieuws online ging, dacht iedereen dat we moesten wennen aan een nieuwe vorm van aanbod. Maar de grootste verandering zit ‘m juist in de consumptie. Online gebruikers verwachten snelheid, in hapklare brokken, en het mag niets meer kosten. De opkomst van sociale media heeft dat effect alleen maar versterkt. Vergeleken met pakweg twee decennia geleden is het sportnieuws geëxplodeerd. Voor iedere niche zijn soms dubieuze copy-paste websites ontstaan, die de journalistiek met ‘clickbait’- tactieken een slechte naam bezorgen. In die nieuwe wereld hebben traditionele media een keus te maken, want je kunt niet alle ballen hoog houden. Zo heeft bijvoorbeeld een ouderwetse ‘scoop’ veel minder waarde dan voorheen; hooguit ben je de eerste met een pushbericht. Als de concurrentie binnen vijf minuten hetzelfde product kan verkopen, dan moet je jezelf kunnen onderscheiden. Het ene medium kiest voor zorgvuldigheid, de ander wil spraakmakend zijn. Nieuws uit de regio werkt ook nog steeds goed. Voor de sportjournalist in de rol van ‘filter’ hoop ik op een blijvende waarde, vooral vanwege dat overweldigende aanbod. Verder zie ik een hernieuwde waardering voor verdieping, als tegenwicht voor de hapklare brokken. Voor de NSP ligt een groeiende verantwoordelijkheid om serieuze sportjournalistiek te blijven steunen, door kritisch te blijven op de uitgifte van perskaarten. Tegelijkertijd ligt er voor de beroepsgroep een opdracht om het verschil te maken. Kwaliteit bieden. In een wereld waarin ‘alternatieve waarheid’ hoogtij viert, en nu zelfs het fenomeen ‘factchecking’ onder druk komt, moeten gebruikers een veilige haven kunnen vinden bij de traditionele media.”
In hoeverre blijft de onafhankelijkheid van de sportjournalistiek gewaarborgd, nu bonden, clubs en organisatoren hun eigen media voor verspreiding van nieuws gebruiken? En wat voor rol kan de NSP daarin spelen?
“We moeten geduldig blijven uitleggen. Ik merk in de praktijk zelf ook dat die partijen hun nieuwsstroom liefst naar eigen hand willen zetten. Soms moet je zo’n club er dan vriendelijk aan herinneren dat ze de journalistiek niet moeten verwarren met een gratis reclamepodium. Clubs, teams en sportbonden produceren ook in toenemende mate hun eigen nieuws, al merken ze dat hun kanalen niet automatisch massaal worden gevolgd. Wij volgen als journalisten de sport onafhankelijk en kritisch, en we moeten met argumenten duidelijk maken dat bonden en clubs daar op de lange termijn zelf ook bij gebaat zijn. Stel, je volgt een voetbalclub op de voet en je komt erachter dat er wanbeleid wordt gevoerd. Dan kan de club op dat moment even niet zo blij zijn met kritische verhalen in de krant. Maar als ze op hun eigen kanalen mooi weer blijven spelen, dan verspelen ze op de lange duur hun geloofwaardigheid bij de eigen achterban. Uiteindelijk is iedereen gebaat bij een goede samenwerking. Het ware verhaal komt vroeg of laat toch wel boven.”
Je maakte vorige week mee hoe het traditionele skispringen op Nieuwjaarsdag om budgettaire redenen door de NOS werd geschrapt en bij SBS6 terechtkwam. Kan de publieke omroep nog wel mee in de biedingenstrijd van commerciële omroepen?
“Als de NOS de rechten laat gaan, heeft SBS natuurlijk het volle recht om dat op te pikken. Daar is slim op ingespeeld, met oud-collega Evert ten Napel achter de microfoon. Ik ben niet bij die biedingenstrijd betrokken, en dat hoeft ook niet. Voor deals over sportrechten zijn we bij NOS gezegend met een goed team van ervaren onderhandelaars. Maar ze moeten ook budgettaire keuzes maken. Voor mij persoonlijk is het natuurlijk jammer dat de NOS een lange traditie van skispringen op Nieuwjaarsdag heeft verlaten. Ik heb 15 jaar commentaar mogen doen, en zag het als een eer om het sportjaar in te vliegen, letterlijk en figuurlijk. In plaats daarvan biedt NOS nu het NK marathonschaatsen aan, een oer-Hollandse sport die bol staat van de heroïek en mooie verhalen. Da’s ook heerlijke sport, al gun je die marathonrijders liefst een dikke laag natuurijs in een mooi wit decor.”
Fotografen verkeren in steeds moeilijker vaarwater: hun tarieven staan onder druk, hun speelruimte wordt beperkt en ze krijgen concurrentie van fotografen die werken voor clubs en spelers ten behoeve van hun socialemediakanalen. Zit er nog toekomst in sportfotografie?
“Dat zijn een aantal bedreigingen voor een heel mooi vak. En ja, ik maak me best zorgen. Professionals met een goed contract zijn veruit in de minderheid, en freelancers worden onder druk gezet met ramsj-tarieven. De NSP kan daar als serviceorganisatie helaas niet veel aan doen. We hebben nou eenmaal geen rechtspositie. Wat we wel proberen, is proactief informatie bieden over de kansen en bedreigingen in de bedrijfstak. Zo hebben we onze sportfotografen onlangs een uitgebreide brief gestuurd over vergoedingen voor auteursrechten. Die vergoedingen worden geïnd via Pictoright, en zouden via de opdrachtgevers terecht moeten komen bij rechthebbende fotografen. Dat gebeurt helaas niet altijd. Het gaat niet om enorme bedragen, toch raad ik alle sportfotografen aan om die brief goed te lezen. Ik realiseer me dat het met moderne technieken steeds makkelijker is om een scherpe foto af te leveren. En de nabewerking, dat wordt met behulp van AI een koud kunstje. Maar kijk eens goed naar de top 10 van sportfoto’s van 2024, dat is om je vingers bij af te likken. Dan concludeer ik dat sportfotografie (gelukkig) nog steeds een vak is.”