Nostalgie
Kort na de jaarwisseling was de sportjournalistiek even in de ban van de nostalgie. De NOS besloot uit budgettaire overwegingen het schansspringen in Garmisch-Partenkirchen te laten voor wat het was. Na het Nieuwjaarsconcert uit Wenen werd nu het NK marathonschaatsen uitgezonden. Het zal goedkoper zijn en journalistiek relevanter dan de schansspringers die we één dag per jaar in actie zien. Maar het deed de ouderen wel pijn. Brak wakker worden, na te veel champagne en oliebollen, daarbij past slechts als katermiddel het televisiebeeld van zwevende mannen met de Alpen als achtergrond. Het was een ernstig gemis, stelde Mart Smeets in zijn NHD-column vast. ‘Géén schansspringen op 1 januari. Dát is heel erg. Omroepbarbaren.’
Maar daar kwam SBS6 om de hoek gezet. De populaire zender koos ervoor Garmisch in beeld te brengen. De commentator uit verleden tijden, Evert ten Napel, werd uit zijn pensioen getrokken. Nog een keer dan Evert, was het. De man van ‘tjonge, jonge’ ging door de knieën. Zijn nieuwjaarsdag was gevuld. Je kunt je in alle gemoede afvragen of een man van 80 jaren oud, vijftien jaar na zijn laatste verslag van de schans, nog eens ingezet moet worden. Zijn stem klonk als vanouds, vooral heel enthousiast. Maar is er geen jong volk dat zo’n karwei voor de rekening kan nemen.
De nostalgie had mij desondanks te pakken. Ik las als kersvers jurylid van de Nico Scheepmaker Beker (competitie voor het beste sportboek van Nederland) op de eerste zondag van het nieuwe jaar het 330 pagina’s tellende boek van Rolf Bos, Russische Spelen. Bos beschrijft daarin uiterst gedocumenteerd de politieke manoeuvres rond de Olympische Spelen van Moskou 1980. Daar komen tal van collega’s om de hoek zetten die het vak royaal hebben verlaten, maar die, als je Bos leest, geen ‘tralala, weer een velletje vol’ bedreven in die jaren.
Nico Scheepmaker (Parool en GPD) en Frans van Schoonderwalt (de Volkskrant) spraken zelfs Russisch. Dat gold ook voor Alexander Münninghoff (Haagse Post). Zij konden de gewone Rus aan de tand voelen over wat die Spelen voor zijn of haar leven betekenden: overvloed in elitair Moskou, pure armoe op het platteland. Bij het lezen van het boek struikelde ik (intussen ook een veteraan) over mannen (geen vrouwen) van faam. Nico van der Zwet Slotenmaker (Telegraaf), Frits Barend en Henk van Dorp (Vrij Nederland), Joop Holthausen (Parool), Kees Kooman en Peter Ouwerkerk (Het Vrije Volk), Mart Smeets en Theo Reitsma (NOS), Jaap Klokkemeijer (ANP), Hans van Wissen en Ben de Graaf (de Volkskrant), Johan Woldendorp en Matty Verkamman (Trouw) en de rebelse André Naber (Panorama) die na een hachelijke treinreis Moskou moest ontvluchten.
Dat legertje, vooral schrijvers, gaf de kritiek op die door de Amerikanen en West-Duitsers geboycotte Spelen van Moskou gestalte. Een mensenrechtenactivist als Sacharov en diens echtgenote Jelena Bonner kregen de ruimte in de Nederlandse kranten. Medailles vielen in die magere topsportjaren nauwelijks te beschrijven. Atleet
Gerard Nijboer haalde prachtig zilver op de marathon. Judoka Numan haalde brons en dat gold ook voor de estafetteploeg in het zwembad, met de 14-jarige Conny van Bentum in de opstelling. Voor het goud, dat hoort in een olympisch boek, moest Bos uitwijken naar Robert Van der Walle, een Belgische judoka die lange tijd door een Nederlander werd getraind.
Het boek geeft als neveneffect een beeld van de sportjournalistiek uit die 70 en 80’er jaren die nu nauwelijks meer valt terug te vinden. Uiterst kritisch, de bestuurlijke en politieke wereld van dichtbij volgend, meer opinie dan feiten soms. Dit is een andere tijd, als je bedenkt dat bij de Spelen van Parijs vorig jaar 34 Nederlandse medailles om aandacht schreeuwden. Maar de herinnering aan toen (ik was net drie jaar stukjes aan het tikken en ging vier jaar later naar de Spelen van Los Angeles) deed mij door het boek van Bos galopperen. Vijf sterren, zeg ik.
John Volkers.