SCHOT VOOR DE BOEG

Niets is voor de eeuwigheid in de topsport en het gewone leven

Niets is voor de eeuwigheid. En dus ook niet het Nederlandse topsportsucces dat we dit jaar hebben beleefd. Parijs 2024 leverde een ongekend rijtje olympische medailles op: 15 goud, 7 zilver en 12 brons. Het jaaroverzicht van NOS Studio Sport, op zondagavond 22 december, was daarom een staccato, haast droge opsomming van die plakken. Telkens een korte flits van de prestatie op het roeiwater, de atletiekbaan, de wielerbaan, op zee dan wel in het vuile water van de Seine en door naar de volgende flash. Ook de Paralympische Spelen, zo vaak vergeten, kregen hun deel.

Het uurtje aan hoogtepunten vloog voorbij. Dat was wel eens anders. Ik haal het altijd met graagte aan, het resultaat van Nederland bij de Olympische Zomerspelen van 1976, in Montréal. Het rijtje was 0-2-3, geen goud. Een zilveren kleiduivenschutter (Eric Swinkels) was een sportheld. Vier jaar later, bij de deels geboycotte Spelen, opnieuw geen goud (0-1-2). Tussen München 1972 en Los Angeles 1984 bracht Nederland geen olympisch kampioen (Zomerspelen) voort. Journalisten richtten zich op internationale grootheden, Olga Korbut, Alberto Juantorena, Nadia Comaneci. Ze hadden geen keus.

John Volkers

Hoe zou ons chauvinistische land daar nu op reageren, op zo’n mager resultaat.  Ik vrees voor een tweet van Wilders die Papendal de wacht aanzegt. Nederland, zesde in Parijs, is dermate verwend geraakt met succesvolle olympische sport dat een terugval niet tot nauwelijks geaccepteerd gaat worden. Het land heeft ergens in de jaren tachtig een drastische koerswijziging ondergaan.

Ik schreef in De Sportcanon (De sportgeschiedenis van Nederland, Volkskrant-uitgave 2011, 445 pagina’s dik) dat het sportlandschap van ons land veranderde. Sport ging van amateurisme over naar ploegen als de volleyballers van het Bankrasmodel onder leiding van de Amerikaan Arie Selinger, of door eenlingen met een sterke instelling, zoals tafeltennisser Bettine Vriesekoop, tenniskampioen Richard Krajicek en zwemmers als Pieter van den Hoogenband. Nederland schoof door hard trainen en slimme inzet van financiële middelen op naar de top van de wereld. Klein land, groot in sport. De beleidsbepalers hoorden het maar wat graag. Sporttalent was er in overvloed. Er kwamen ongekende olympische successen uit. Ik noem altijd het turngoud van Epke Zonderland (2012) en Sanne Wevers (2016).

Zijn we nu in het gouden jaar van Lavreysen en Hassan aan het eind van die opzwellende golf beland? Als verslaggever volgde ik de opkomst van de Nederlandse topsport van 1977 tot dit jaar, 2024. Ik was zelf toch nog maar eens aanwezig bij het hoofdmenu van dit jaar, de Spelen van Parijs. Hij kon het niet laten, zeiden velen. Ik ben per 1 januari weg als schrijver voor media. Voor al mijn opvolgers: een directe neergang verwacht ik niet. Maar niets is voor de eeuwigheid, stelde ik zondagavond vast toen ik tijdens dat Sportoverzicht van de NOS het bericht kreeg dat collega en vriend Henk Stouwdam (13 Olympische Spelen namens GPD en NRC) was overleden.

John Volkers, oud-voorzitter en vertrekkend bestuurslid