IN DE SPO(®)TLIGHT

Hugo Borst kijkt na 40 jaar terug: ‘Ik was nogal snel met mijn veroordelingen'

Het verschijnen van het boek ‘Borst’ ter gelegenheid van zijn veertigjarig jubileum als sportjournalist (AD, VI, Panorama, Langs de Lijn, Hard Gras) is niet onopgemerkt gebleven. In een spraakmakend interview met Sjoerd Mossou in het AD, in een tv-optreden bij Eva Jinek en in een gesprek van 30 minuten met Ruud de Wild in de podcast Rauw gaf Hugo Borst (62) zich de afgelopen week volledig bloot.

“Ik ben een gemankeerde voetballer en dan word je journalist – of trainer”, aldus Borst in het gesprek met De Wild naar aanleiding van de verschijning van zijn dertiende boek, nog even afgezien van alle editie van Hard Gras waarvan hij sinds 2004 hoofdredacteur en medeauteur is. 

Borst vertelt in die podcast hooligans te haten (‘Iets kapot maken, dat vind ik vreselijk’), weinig meer naar het stadion te gaan (‘Ik beleef het voetbal hooguit nog een paar keer per jaar bij Sparta’), op voorspraak van zijn oudere broer Laurens – toen politieverslaggever bij Het Vrije Volk -  in de journalistiek terecht te zijn gekomen en pas in de periode 1985-1990 als leerling-journalist bij Voetbal International zijn schuchtere inborst te zijn kwijtgeraakt. Hij stelde mensen als Johan Derksen en Kees Jansma als voorbeeld.

Matthijs van Nieuwkerk en schrijver Hugo Borst tijdens de presentatie van zijn boek Borst. In het boek zijn voetbalverhalen gebundeld uit de veertigjarige carrière van Borst. Foto ANP LINA SELG

“Johan was toen nog geen chef bij VI, maar een hele fijne leuke collega. Johan schreef keiharde columns. Ik dacht: als ik later groot ben, want ik moest eerst nog meters maken, dan ga ik ook af en toe wild om me heen slaan, want dan gaan ze rekening met je houden.”

Hij verhaalt in de podcast onder meer over de keer dat hij toenmalig Ajax-voorzitter Ton Harmsen (‘Een bullebak’) opbelde om vragen te stellen over het falen van zijn medisch staf bij de behandeling van spelers als Danny Hesp en Ron Willems.

“Harmsen antwoordde alleen maar: ‘Hugo, kijk nou uit. Jij komt ook een keer in het ziekenhuis.’ Heel intimiderend was dat, hij herhaalde dat enkele keren.” Maar dan ook relativerend: “‘Ik was nogal snel met mijn veroordelingen.”

In de podcast zegt hij Langs de Lijn ‘met onwaarschijnlijk veel plezier te maken, ik denk dat het de leukste baan van allemaal is’.  En Borst  roemt ook de  talentvolle vrouwen in de sportjournalistiek, zoals Suse van Kleef, Fresia Cousiño Arias, Hélène Hendriks en Noa Vahle. “Steengoed”, aldus Borst.

In gesprek met Sjoerd Mossou in het AD is hij eveneens relativerend en zelfkritisch. Zo houdt Mossou hem voor dat hij in 2010 ‘met veel aplomb’ zijn afscheid van tv en van het voetbal aankondigde.

Borst daarover: “Ik was vooral klaar met mezelf in die tijd. Mijn jaren bij Studio Voetbal hadden me tot een ander mens gemaakt, althans: het kwam steeds vaker voor dat ik mezelf verloochende. Dat is wat televisie met je doet, blijkbaar, je gaat jezelf schromelijk overschatten. Wim Kieft zegt dat altijd grappig: ‘Die is iets te veel in zichzelf gaan geloven’. Dat was bij mij ook zeker zo. Ik kickte op de macht die ik meende te hebben. Op de commotie die zo’n uitzending soms losmaakte. Ik overschreeuwde mezelf. Niet altijd hoor, maar wel regelmatig. Zat ik in de auto vanuit Hilversum terug naar huis en draaide ik heel hard Rage against the Machine: ‘F*ck you I won’t do what you tell me!’. Je gaat in jezelf geloven. Dat had na verloop van tijd iets treurigs. Ik voelde me steeds vaker smerig over mezelf.’’

Als dieptepunt noemt hij de ruzie die hij in de uitzending kreeg met bondscoach Bert van Marwijk. ”Ik noemde hem met veel dedain ‘jokkebrok’ op televisie, waarbij ik een onvergeeflijke fout maakte: ik verraadde mijn bron. Het ging tijdens die uitzending over het functioneren van Wesley Sneijder, die zijn leven als prof niet altijd even serieus nam, iets wat toen echt een item was in de boezem van Oranje. Toen de discussie steeds meer verhit raakte, en Van Marwijk bleef ontkennen, riep ik uit: ‘Zelfs je perschef Jansma zegt het!’. Oerstom. Achter de schermen was Kees Jansma ook woedend natuurlijk. Bert heeft later wel eens gezegd dat hij me echt een hoek had willen geven, live op televisie. We hebben het later uitgesproken, maar ik ben er nog steeds niet trots op. En het sterkte me in mijn overtuiging dat ik moest stoppen met televisie.’’

Borst zegt inmiddels ‘heel blij te zijn dat ik met Henry Schut al zo lang Langs de Lijn mag presenteren op zondagmiddag’.

“Radio is veel ambachtelijker dan televisie. Echter en oprechter ook. Op televisie zit je te zweten in zo’n veel te strak colbert, naast Henry zit ik lekker in mijn joggingbroek. We zijn een complementair duo. Hij is een begenadigd presentator met een BBC-achtige allure. Ik ben wat rauwer, dwarser, vind het lekker er af en toe vol tegenin te gaan. Dan hoor ik zo’n voetballer zwetsen na een wedstrijd en dan zeg ik dat tegen Henry in de uitzending: ‘Waarom zitten we naar dit gelul te luisteren?’ Het grappige is: wat je op de radio zegt, leidt vrijwel nooit tot clicks of opwinding. Het wordt amper opgepikt, zelfs niet als het op zich best wel nieuwswaardig is. Dat is ook fijn, hoor. Commotie is een enorm overschat fenomeen.’’