IN DE SPO(®)TLIGHT

JOHN GRAAT

'Clubs hebben kritische onafhankelijke media niet meer nodig'

Nog geen vijf jaar na zijn aantreden als chef sport bij Trouw stapt John Graat (54) uit de sportjournalistiek. Hij gaat na de zomer aan de slag als chef van het zaterdagmagazine Tijdgeest. In de krant nam hij al afscheid van de lezers met een niet mis te verstane column: 'Waarom ik ben afgeknapt op het topvoetbal'

'Voetbal zuigt je leeg, en dat wil ik niet meer', schreef je begin mei in je column (https://www.trouw.nl/sport/voetbal-zuigt-je-leeg-en-dat-wil-ik-niet-meer~b185eb57/)  om daarin te constateren dat het sensationele slot van Real Madrid-Bayern München je weinig meer deed. Watskebeurt met jou als sportliefhebber en kritisch volger?

Graat: “Ik ben en blijf sportliefhebber, maar ik ben klaar met de wereld van het topvoetbal. Ik vind dat er veel mis is, en dat het voetbal in de top kapot is gemaakt. De bizarre bedragen die betaald worden voor spelers, ik blijf het een vorm van mensenhandel vinden. Topvoetbal is een mede door media opgepompte, ziekmakende industrie geworden.  Clubs en spelers komen meer en meer in handen van durfkapitalisten en van vertegenwoordigers van dubieuze regimes. De overdaad aan voetbal op tv gaat ondertussen maar door, met verdere uitbreiding van de kalender dit seizoen. De rechtenhouders en andere media doen ondertussen alsof alles belangrijk is, ook Europese voorronde-van-een-voorronde-potjes in juli van Ajax tegen hele vage clubs. Het gedrag van spelers in die mallemolen wordt er niet beter op, terwijl de media met heel veel beperkingen vanuit topclubs te maken krijgen omdat die clubs hun eigen kanalen hebben. Kritische onafhankelijke media hebben ze niet meer nodig. En zo kan ik doorgaan.”

John Graat

Vijf jaar geleden zei je bij jouw aantreden dat je veel zin had om bij een eigenzinnige krant als Trouw de sportrubriek te gaan leiden. Je zei onder meer: 'Ik ga proberen sport binnen Trouw van wat nieuwe impulsen te voorzien, met oog voor de maatschappelijke relevantie van sport'. Ben je daarin geslaagd?

“Dat is aan anderen te beoordelen, maar ik vind persoonlijk van wel, haha! We hebben de koers verlegd naar een journalistiek die sport in een maatschappelijke context plaatst. We schrijven nu zeer regelmatig over de breedtesport, het feit dat steeds minder mensen en jongeren voldoen aan de beweegrichtlijnen, over politieke debatten over sport en bewegen, over de groeiende invloed van Saudi-Arabië op de sportwereld, over grensoverschrijdend gedrag in allerlei sporten. Wij gingen en gaan wel naar de Paralympics, omdat we de relevantie daarvan willen belichten. Ik ben heel trots op de schrijnende productie van Matthijs van Dam in vijf delen over de nabestaanden van dodelijke slachtoffers uit Bangladesh van het WK in Qatar. En op de verhalen over de turnaffaire, op de onthullingen over misstanden in triatlon, op interviews waarin we de grenzen van de (top)sport hebben verkend, etcetera. Ik denk en hoop dat mijn opvolger Bart Zuidervaart de ‘maatschappelijke’ koers verder zal versterken en andere dingen gewoon niet meer zal doen, ook omdat andere media dat beter kunnen.”

Is het niet lastig om aan het einde van de mooiste sportzomer in jaren een andere weg in te slaan?

“Nee, helemaal niet. Het was een mooie sportzomer, dankzij de Olympische Spelen. Ik heb heel erg van de sport én de sporters in Parijs genoten; het toonde ook het enorme contrast met het topvoetbal. Nu zullen voetbaljournalisten misschien zeggen dat ‘de belangen’ in het voetbal veel groter zijn - dat vind ik enorme onzin. Doe gewoon normaal. Maak het allemaal niet te groot, dat voetbal, doe er niet te gewichtig over, doe als Sifan. Het zit ‘m ook in de cultuur en beleving van de sport. Ik begreep dat Valentijn Driessen de Spelen een feest voor de B-sporten had genoemd. Daar moest ik wel om lachen. Zelf blijf ik van al die mooie sport genieten, maar het wordt weer een hobby. Lekker op vrijdagavond op het fietske naar FC Eindhoven, beetje ouwehoeren op de tribune bij een biertje, matig voetbal, heel soms een ingenieus balletje, prima.”

Vijf jaar lang was je meewerkend chef in een klein team sportredacteuren. Wat zijn jouw ervaringen als verslaggever in de huidige sportjournalistiek?

“Ik heb met veel plezier gewerkt in een klein team dat sinds mijn komst op Kick Hommes na is vernieuwd. Kick, Esther en Matthijs zijn bevlogen mensen die keihard werken, ook vanuit een soort idealisme. In zijn algemeenheid vind ik dat sportjournalisten een voorbeeld zijn voor veel andere journalisten, omdat ze onder moeilijke omstandigheden altijd leveren en vaak zeer veelzijdig zijn, én snel. Ik merkte de afgelopen jaren wel dat er nu duidelijk een andere generatie sportjournalisten werkt dan in mijn eerste periode op de sport, tussen 1995 en 2008. Ik vind de sportjournalistiek enorm gegroeid, véél beter geworden, maar ik zie ook de grote schaduwkanten nu.”

Heb je nog een boodschap om mee te geven aan de jonge lichting sportjournalisten?

“Nou, ik heb de wijsheid niet in pacht en iedereen moet lekker zijn eigen ding doen. Ik kan wel zeggen wat ik zie: dat de grote bazen in het medialandschap wel heel erg bezig zijn met de clicks, het bereik van artikelen en het creëren van journalisten als merken. Ze leggen die druk ook op sportredacties. Dat zorgt ervoor dat het naar mijn indruk soms meer draait om het behagen van het publiek - u vraagt wij draaien - dan om de vinger op de zere plek leggen. Journalistiek gaat mijns inziens niet om wat mensen willen weten maar om wat mensen zouden móeten weten. Ik snap dat journalisten zich moeten richten op een publiek en hun verhaal in een zo aantrekkelijk mogelijke vorm moeten proberen aan de man of vrouw te brengen; maar journalisten moeten niet te commercieel gaan denken en zich druk maken over het aantal abonnees dat ze binnenhalen. Of zichzelf als ‘merk’ té serieus gaan nemen. Journalisten zijn naar mijn idee goed geïnformeerde onafhankelijke buitenstaanders, ze moeten geen rol in het spel zelf gaan spelen. Als ik toch als een ouwe lul een boodschap mag meegeven: durf lekker eigenzinnig, onafhankelijk en kritisch te zijn, doe onderzoek als het kan en wees bij voorkeur een luis in de pels, de sport verdient dat. En de sport heeft dat hard nodig. Sport is keiharde business geworden die om serieuze journalistiek en luizen in de pels vraagt. En laat de rest maar lekker lullen.”