HANS KLIPPUS
Sabbelen op een washandje
De judobond heeft een (interim-) ‘manager topsport’ benoemd die uit de eigen sport afkomstig is. Dat lijkt heel logisch, maar is het niet. De JBN heeft de afgelopen drie jaar iemand op deze positie gehad die zelf volleyballer was en niets van judo wist, én hij volgde in 2021 weer een man op wiens roots in het schaatsen lagen.
De arme Gijs Ronnes kwam terecht in een slangenkuil die de judowereld traditiegetrouw is. Dat de Nederlandse judoka’s in Parijs voor het eerst na veertig jaar geen olympische medaille wonnen, kan natuurlijk niet alleen hem worden aangerekend, maar hij begon met een kennisachterstand die niet viel in te halen. Op een van de vragen die hem na het debacle op de Spelen door de NOS werd gesteld, antwoordde Ronnes: ‘Sorry, ik heb geen verstand van judo’…
Hans Klippus
We hebben het hier over een technisch directeur (bij de JBN eerst directeur topsport en nu manager topsport genoemd). Als hij er geen verstand van heeft, hoe kan hij dan de kunde en werkwijze van coaches beoordelen? Er zijn meer bonden die ‘td’s’ uit andere dan hun eigen sport halen. Ik begrijp daar dus niets van, maar dat ligt klaarblijkelijk aan mij. Dat een algemeen directeur ‘van buiten’ wordt gehaald en niet uit het eigen wereldje komt, kan ik nog wel vatten en is misschien zelfs aan te bevelen. In het judo was er altijd het gevaar dat als iemand op een belangrijke functie uit een van de twee grootste ‘kampen’, Haarlem (Van der Geest) of Hoogvliet (De Korte), zou komen of er connecties mee zou hebben, hij of zij hij dan niet werd gepruimd door de ‘andere kant’.
OIympische medaillewinnaar Theo Meijer was destijds als ‘td’ beschikbaar. En voormalig bondscoach Marjolein van Unen. Ze werden tijdens hun actieve loopbaan weliswaar beiden door de dit jaar overleden Chris de Korte getraind, maar ze konden ook goed door een deur met de mensen van Van der Geest. Dus waarom haal je dan in vredesnaam een volleyballer binnen?
Nu heeft de judobond dus Anthony Wurth, een voormalig Europees kampioen, aangesteld. Hè, hè. Vroeger, in de oudheid zeg maar, had er allang een interview met hem in de kranten (cq websites) gestaan. Ik heb nog niets gezien, zo’n verhaal levert waarschijnlijk te weinig clicks (of is het kliks?) op. De tijden zijn veranderd, én het zegt iets over de huidige, afgebrokkelde status van het judo. Dat is niveau badminton en tafeltennis.
Even uit de ikke-ikke-categorie: Wurth was, in de aanloop naar de Olympische Spelen van 1992, de eerste judoka die ik ooit interviewde. Hij vertelde me toen iets dat ik nooit meer ben vergeten. Als hij in nacht voor een wedstrijd dorst had, nam hij toch niets te drinken omdat hij bang was een paar gram aan te komen, dus sabbelde hij op een nat washandje. Het hoort bij de Spartaanse omstandigheden in het judo, hard trainen, altijd maar afvallen, veel blessures, geen luxe hotels… Daarom is het jammer dat er nauwelijks meer aandacht is voor deze pure topsporters. Hopelijk kan Antony Wurth nog redden wat er te redden valt.
Hans Klippus