IN DE SPO(®)TLIGHT

De snelste verslaggever levert weer een boek af – Dames van Staal

Sportverslaggever Ron Couwenhoven (77) blijft ondanks zijn gevorderde leeftijd onvermoeibaar schrijven. Vorige week verscheen zijn zoveelste boek, Dames van Staal, over de historie van de vrouwen in de Elfstedentocht. Hij overhandigde het boek aan de laatste winnares, Klasina Seinstra. De oud-Telegraafverslaggever is daarmee het vleesgeworden bewijs van het cliché 'wie schrijft, die blijft'.

Wat was de aanleiding om anno 2024 de historie van de vrouwen in de Elfstedentocht te beschrijven, terwijl de laatste tocht in 1997 werd verreden?

De Dames van staal, v.l.nr. Klasina Seinstra, Aukje Huijsman, Betty Westerveld, auteur Ron Couwenhoven en Ineke Kooiman (fotocollectie Ron Couwenhoven)

Couwenhoven: “Ik was in januari 2023 bij de jaarlijkse Dag van de Elfstedentocht waar journaliste en marathonschaatster Jessica Merkens haar boek Op eigen houtje presenteerde. Daarin beschreef zij een aantal vrouwen die de tocht hadden gereden en koppelde dat aan haar eigen verlangen om ooit de Tocht der Tochten te rijden. Ik had haar aan wat gegevens geholpen over Lijsbeth en Akke Swierstra die op 28 december 1890 als eerste vrouwen op de schaats langs de elf steden gingen. Ik vroeg me af wie eigenlijk die andere vrouwen waren die eind negentiende eeuw en begin twintigste eeuw van start gingen en begon te zoeken. Dat leverde verrassende resultaten op met als gevolg dat de zoektocht doorging tot 1997 en de periode daarna, waarin het Elfstedenbestuur eindelijk erkenning aan de vrouwen gaf door de namen van de eerst aankomende dames op de sokkel van het Elfstedenbeeld te zetten en besloot tot een eigen wedstrijd voor de vrouwen in de eerstvolgende tocht met gescheiden start van de mannen. Ik ben benieuwd of het er ooit van zal komen.”

De titel Dames van Staal is ongetwijfeld bewust gekozen. Niet overwogen om in deze tijden van woke voor de term 'vrouwen' te gaan?

“Dames van Staal vond ik een mooie tegensteling. Van het woord Dames gaat iets vriendelijks uit en met het woord Staal wordt de hardheid, de wilskracht en het doorzettingsvermogen weergegeven waarover zij moesten beschikken in vaak barbaarse weersomstandigheden en altijd de nachtelijke duisternis, waarmee ze ’s ochtends na de start en ’s avonds na half zes, zes uur te maken kregen. En die woke gewoontes gaan aan mij voorbij. Daar ben ik inmiddels te oud voor.”

Je hebt een rijk oeuvre als het gaat om boeken over sport(geschiedenis), molens, de Zaanstreek, maar ook over kunst. Vanwaar die brede belangstelling?

“Ik was zestien jaar sportverslaggever bij De Telegraaf met specialisaties wielrennen en marathonschaatsen. Daarna werkte ik nog 23 jaar als reportageman voor de zaterdagkrant, waarbij een heel breed scala van onderwerpen aan de orde kwam. Van maffiabendes, moorden, kunstdiefstallen tot de bezetting van het eiland Rottum en allerlei sociale onderwerpen. En wat de molens in de Zaanstreek betreft: er werden er alles bij elkaar tussen de 1200 en 1300 gebouwd. Mijn interesse werd al veertig jaar geleden gewekt toen ik mijn familiegeschiedenis uitzocht en steeds meer molenbazen tegenkwam. De vereniging De Zaansche Molen, die voor het behoud van de huidige molens heeft gezorgd en ze nog steeds beheert, vroeg mij voor haar blad De Windbrief te schrijven. Daarop ben ik gestart met historisch onderzoek en dat gaat tot op de dag van vandaag door. De resultaten worden gepubliceerd in het jaarboek Zaanse Verhalen dat sinds 2008 verschijnt. De onderzoeken hebben o.a. geleid tot het vinden van meer dan honderd molens, waarvan het bestaan onbekend was.”

In de perskamer valt onder ouderen jouw naam nog wel eens als de verslaggever die altijd het eerst klaar was met zijn reportages en berichten. Is die overlevering juist?

“Die is helemaal juist. Ik werd in militaire dienst bij de verbindingstroepen gestopt en opgeleid tot telexist. Drie maanden lang werd ik getraind in het typen met behulp van een metronoom die ze steeds sneller lieten gaan. We moesten codeberichten typen van lettergroepen met vijf willekeurige letters die dan later weer door specialisten werden ontcijferd voor de generale staf. Zo kwam ik aan een typesnelheid met tien vingers, waarmee ik mijn gedachten vrijwel kon bijhouden. Nooit vergeet ik een scene op de tribune van Aberdeen, waar FC Twente moest aantreden. Ik zat omstreeks half elf, niet lang na het einde van de wedstrijd, al met de telefoon in mijn handen om de laatste gegevens door te bellen naar Amsterdam toen Ben de Graaf (Volkskrant) honend riep: ‘Tralala, weer een blaadje vol!’ Hij typte met twee vingers en moest om de haverklap zijn stuk terug lezen omdat hij de draad van zijn gedachten met die twee vingers niet kon bijhouden. Dus die militaire training heeft mij mijn hele journalistieke carrière enorm geholpen. Die avond in Aberdeen was trouwens sowieso bijzonder, want het licht viel uit op de perstribune terwijl ik mijn stuk aan het doorbellen was. Gerrit den Ambtman, toen nog voor Trouw in actie, snelde naar beneden om alarm te slaan. Ik grabbelde wat papier bij elkaar, stak het in de fik en las zo de laatste regels van mijn stuk voor, doofde de vlam en zag toen dat ik het begin van Gerrit’s artikel in brand had gestoken…! Dat vergeet je natuurlijk nooit meer.”

Je hebt als wielerverslaggever van De Telegraaf de gouden jaren van Zoetemelk, Kuiper en de Post-trein meegemaakt. Wat vind je van de hedendaagse sport- en wielerverslaggeving?

“Wat ik vaak mis in de wielerverslaggeving is de weergave van het wedstrijdverloop, terwijl dat juist door de sterk verbeterde tv-registratie veel beter kan worden weergegeven dan in de jaren zeventig, tachtig toen er vaak met één camera werd gewerkt die kopgroepen volgde, zodat je niet wist wat er in het peloton gebeurde als je er niet zelf bij reed. Dat deed ik altijd. Zo pakte je ook de sfeer van de race mee, maar tegenwoordig kan dat niet meer door de sterk toegenomen media-aandacht. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat veel wielerverslaggevers niet weten wat het is om op een racefiets te zitten. Zelf heb ik op bescheiden wijze nog aan liefhebberskoersen meegedaan. Dan komt je al snel achter de harde waarheid van de sport. Dat heeft mij denk ik ook goed geholpen bij mijn verslaggeving.”

Tot slot: komt er nog een nieuwe generatie Dames van Staal of ben je somber over de toekomst van de Elfstedentocht?

“Die nieuwe generatie is er natuurlijk al, want het huidige vrouwenpeloton is van grote omvang. Tja, en de toekomst van de Elfstedentocht? Die is natuurlijk somber met wintermaanden waarin de temperaturen boven de tien graden stegen. Er zijn sinds 2012 geen grote natuurijswedstrijden meer gehouden in Nederland. Dat zegt genoeg. De toekomst is dus zeer somber voor de Elfstedentocht, maar je weet het nooit. Extreme uitschieters in het weer naar boven zijn er nu vele, maar er kan er natuurlijk ook een keer één naar beneden zijn.”