Nieuws

Judoka’s teerden op rivaliteit

Eind deze week komt het boek ‘Eeuwige band’ uit, met de verhalen van 35 Nederlandse (ex-)topjudoka’s en coaches. De auteurs zijn Hans Klippus en Marjolein van Unen. 

Maar Marjolein van Unen is toch een voormalige judocoach?
Hans Klippus: “Ja, ze was 18,5 jaar bondscoach. De eerste vrouw in deze functie. Het boek is op haar initiatief gemaakt en ook door haar bekostigd. Ze wilde de verhalen van de Nederlandse judotoppers - de nazaten van Anton Geesink en Wim Ruska, zoals we ze in het boek noemen - voor de eeuwigheid vastgelegd hebben. We hebben alle interviews samen gedaan. Er wordt een gelimiteerd aantal boeken gedrukt.”

Wie hebben jullie geïnterviewd?
“We wilden alle olympische medaillewinnaars en wereldkampioenen die Nederland na Geesink en Ruska in het judo heeft voortgebracht, in het boek hebben. Dat is helaas niet helemaal gelukt. Vier van hen wilden niet meewerken.”

Waarom werkten ze niet mee? 
“Ieder had een andere reden. Henk Grol deed niet mee, omdat er onlangs een heel boek over hemzelf is verschenen. Sanne van Dijke, de enige Nederlandse medaillewinnaar in het judo bij de laatste Olympische Spelen, zegde de afspraak voor een interview af omdat ze via via had gehoord dat Marjolein van Unen kritiek zou hebben gehad op de coaches die momenteel op Papendal werkzaam zijn. Een beetje kinderachtig.”

Het gaat, zo bleek afgelopen weekend bij het EK, niet goed met het Nederlandse judo. Wat zeggen de geïnterviewden in het boek daarover?
“Ze betreuren de huidige situatie en zijn kritisch. Bijna iedereen die we voor het boek hebben gesproken, doet nog wat in het judo of zou wat willen doen, maar dan is het raar dat 31 van de 35 geïnterviewden geen functie bij de judobond hebben. En de andere vier zijn drie nog actieve judoka’s en Maarten Arens die wel een dienstverband als coach bij de JBN heeft, maar al een paar maanden op non-actief staat na operaties aan zijn nek en schouder. Mensen met veel ervaring en enthousiasme zouden graag iets voor topjudo willen betekenen, maar worden vaak niet gevraagd. Het is toch eigenlijk van de gekke dat olympisch kampioen Mark Huizinga momenteel directeur is van de Nederlandse Survivalrun Bond en niet van zijn eigen judobond?”

Wat vind jij van de situatie?
“Door de centralisatie van de nationale selecties op Papendal sinds 2016 is de rivaliteit tussen de sportscholen weg. Die was heel belangrijk. Afgezien dat het judo door die onderlinge confrontaties veel in het nieuws kwam, stuwde het de judoka’s en hun coaches ook op. Chris de Korte zegt in het boek dat Cor van der Geest hem onbewust vaak heeft geholpen, omdat hij uit rotopmerkingen van zijn collega-coach motivatie putte. En Van der Geest vertelt op zijn beurt dat hij er echt alles aan deed om die baasjes, zoals hij onderen anderen De Korte noemt, te verslaan. Ik denk dat centralisatie goed is voor sporten als atletiek en zwemmen, maar niet voor judo. De judoka’s zijn gebaat bij veel verschillende trainingspartners. Die hadden ze bij hun clubs, maar op Papendal is de groep heel beperkt en krijgen ze steeds dezelfde mensen tegenover zich. Dus terug naar de clubs zou ik zeggen.”

Welk interview in het boek is het meest indrukwekkend? 
“Moeilijk om er één specifiek uit te lichten. Om wat te noemen: alle drie judoka’s die door hun coach Peter Ooms seksueel zijn misbruikt, staan in het boek. Schrijnend is het verhaal dat Monique van der Lee tijdens het WK van 1995 meer bezig was om Ooms te ontlopen dan met judo, maar uiteindelijk toch wereldkampioen werd.
Triest is ook de terugblik van Angelique Seriese. Ze werd in 1988 olympisch kampioen, maar omdat het vrouwenjudo een demonstratiesport was, kreeg ze nauwelijks aandacht. Terug in Nederland mocht ze ook niet mee naar de huldiging bij de koningin. Seriese vertelt hoe eenzaam ze door het olympisch dorp liep net nadat ze goud had gewonnen.”